Psalms 20

1) opperzangmeester.

Zie Ps. 4:1.

Ps 4.1

2) naam

Zie 2 Sam. 6:2, en verg. onder Ps. 20:8.

2Sa 6.2 Ps 20.7

3) zette

Hebr. eigenlijk, verheffe, of verhoge u.

4) een hoog

Waar gij verzekerd mocht zijn tegen het geweld der vijanden. Zie 2 Sam. 22:3; dat is, Hij beware en beschutte u.

2Sa 22.3
5) uwe hulp

Door welke gij moogt worden geholpen.

6) heiligdam,

Waar de ark des verbonds [des Heeren Christus' voorbeeld] was, op de berg Zion.

7) gedenke

Anders, Hij rieke; dat is, Hij neme aan, houde voor aangenaam, gedenkende aan zijne beloften en uwe gebeden. Zie Lev. 2:2; Hos. 14:8.

Le 2.2 Ho 14.7

8) as.

Tonende met enig teken dat het Hem aangenaam is. Zie Lev. 9:24; 1 Kron. 21:26, en 2 Sam. 24:23. Anders, Hij make uw brandoffer vet; dat is, Hij late het zich aangenaam zijn, als wezende uit een oprechte liefde van het beste geofferd.

Le 9.24 1Ch 21.26 2Sa 24.23

9) Sela.

Zie Ps. 3:3.

Ps 3.2
10) hart

Dat is, naar uwe wens, dat uw voornemen wel mag gelukken.

11) vervulle

Dat is, volbrenge, als in het volgende.

12) Wij

Hier verklaart de gemeente haar vertrouwen van de verhoring en overwinning.

13) uw heil

Dat is, o koning, van God zult ontvangen; of dat Gij, o God, onzen koning zult geven; of uwe overwinning [en alzo in het volgende] die u God verlenen zal. Zie 2 Sam. 8:6.

2Sa 8.6

14) opsteken

Of, laten vliegen, voeren; tot een teken van goeden moed en vertrouwen van victorie en triomf, en dat ter ere van onzen God en den schrik onzer vijanden. Verg. Ps. 60:6; Hoogl. 2:4, en Hoogl. 5:10, en Hoogl. 6:4; idem Num. 2:2,3, enz., Zie de aantekening bij Num. 2:2,3. In het het Hebr. is een woord, alsof men zeide: wij zullen vaandeleren.

Ps 60.4 So 2.4 5.10 6.4 Nu 2.2,3,2,3

15) vervullen

Of, zal vervullen.

16) behoudt;

Of, verlost heeft, overwinning gegeven heeft; dat is, ik vertrouw zo vast, vermits zijne beloften dat hem Gods overwinning zal geven, alsof hij ze reeds had.

17) heiligheid;

Dat is, uit zijn heiligen hemel, die alzo genoemd wordt omdat God, die de heiligheid zelve is, daarin gezegd wordt te wonen, alzo, paleis uwer heiligheid; Ps. 5:8.

Ps 5.7

18) het heil

Anders, door de krachten des heils zijner rechterhand; dat is, zijne rechterhand krachtelijk uitstrekkende om zijnen gezalfde de overwinning te bestieren.

19) Dezen

Onze vijanden vermelden, de een van menigte van ijzeren wagens, de ander van veelheid der paarden, waarop zij vertrouwen, maar wij, enz.

20) gekromd

Als Sisera; Richt. 5:27.

Jud 5.27
Copyright information for DutKant